Kerstmis mocht zijn deur voorbij
door Gonny van Oene
december 2015
Hij
maande z’n hond Luna binnen te blijven, trok de deur achter zich dicht en liep
naar de grote garage waar, naast z’n auto en z’n tractor, de sneeuwscooter
stond. Het was erg koud en de lucht erg droog.
Dit maakte dat de sneeuw onder
zijn voeten kraakte alsof hij over een laag beschuiten liep. Het was vroeg voor
de tijd van het jaar deze extreme kou. Het duurde nog wel vijf weken voor het Kerstmis zou zijn en nu al temperaturen van -20 en kouder.
Kerstmis…
hij hield er niet van.
De
garage stond nu niet bepaald naast het huis en hij had dit altijd wel onhandig
gevonden, maar het was nu eenmaal al zo toen hij het spul kocht. Verder was hij
heel tevreden met deze stek die een paar kilometer buiten het dorp lag. Het
huis was goed geïsoleerd en altijd goed onderhouden. De garage mocht dan wel
wat ver van het huis staan, het was een grote garage, met ook een ruime
werkplaats erin.
Lennart
was erg op zichzelf en werd door iedereen altijd een beetje vreemd aangekeken.
Het was niet voor niets dat hij buiten het dorp was gaan wonen nadat zijn
moeder overleden was, alweer 10 jaar geleden. De mensen vonden het vreemd dat
hij zo lang in het ouderlijk huis was blijven wonen en pas op zichzelf ging
toen z’n ouders niet meer leefden. Niet dat z'n ouders oud geworden waren.
Het was net of de mensen altijd smoesden wanneer hij voorbij kwam.
Ja, er werd wat af geroddeld wat ook weer maakte dat kinderen hem soms uitjouwden of uitlachten.
Het was net of de mensen altijd smoesden wanneer hij voorbij kwam.
Ja, er werd wat af geroddeld wat ook weer maakte dat kinderen hem soms uitjouwden of uitlachten.
Hij
liep naar de sneeuwscooter en deed de houten kist open die hij zelf achterop
had gemaakt. Hij pakte een grote zak met winterwortels en sneed ze in kleinere
stukken boven de houten kist tot deze half vol was. Daarna spreidde hij er een
groot stuk plastic boven uit, zo dat de randen ruim over de kist vielen en
strooide uit een andere zak rendierkorrels, een soort bix voor rendieren en reeën
in de kist.
Lennart
was inderdaad apart of liever gezegd bijzonder. Jagen deed hij niet, hij kon
het gewoonweg niet. Wanneer hij in van die reebruine ogen keek voelde hij
dierenliefde en kreeg, in tegenstelling tot de meesten, geen hebberige gedachten
aan een volle vriezer. Een vriezer vol met vlees van elanden en reeën.
Nee,
nu het zo extreem koud was dacht hij dat ze het moeilijk zouden hebben en
bracht ze twee maal daags wortelen en bix. Het was nu niet zo dat ze hem
opwachtten als hij kwam, hij zag ze zelden, maar dat hij kwam wisten ze beslist,
want elke keer als hij weer kwam was alles schoon op. Het gaf hem zo enorm veel
voldoening. Ja, hij kon het beter vinden met dieren en hield meer van hen dan
van mensen.
Hij
startte de motor en reed hem naar buiten. Hij voelde in de binnenzak van zijn
jas of hij z’n mobiele telefoon wel mee had. Een paar jaar geleden was het tot
hem doorgedrongen hoe kwetsbaar hij eigenlijk wel niet was als hij er alleen op
uit ging met de sneeuwscooter. Wat als hij ver van huis zou zijn met deze kou, ver
de bossen in en de scooter kreeg motorpech, of wat als hij überhaupt ergens
vast zou komen te zitten? Niemand wist dat hij met de scooter op pad was, hij
was immers altijd alleen. Luna kon niemand waarschuwen of gaan zoeken als ze in
huis opgesloten zat. Toen heeft hij dan toch zijn principe om geen mobiele
telefoon te kopen opzij gezet en het gaf hem nu een veilig gevoel dat hij 112
kon bellen als hem iets overkwam. Hij had toen tijdens milder winterweer op de
routes die hij geregeld reed getest of hij overal ontvangst had en dat was
nagenoeg overal het geval.
Hij
reed weg en genoot als altijd van het prachtige winterlandschap dat hem nooit
verveelde. Omdat het zo koud was fonkelden de sneeuwkristallen zo prachtig. Soms
vroeg hij zich wel eens af wat hij nu mooier vond, de zomer met alle bloemen of
de winter, het winterwonderland. De afwisseling van deze seizoenen was
eigenlijk wel heel mooi.
Onderweg
zag hij in de verte een paar reeën lopen, waarschijnlijk waren ze van afgelopen
zomer, jonge reeën. Zouden zij ook mee snoepen en hij genoot alleen al bij het
idee. Op de vaste plek trok hij de kist van de scooter en verspreidde met een
schep de bix en de wortels. Alles wat hij ’s morgens had gebracht was alweer
op.
’t
Was toch wel verdraaid koud vandaag en hij was blij dat hij in oktober nog een
paar nieuwe sneeuwscooter laarzen had bemachtigd op de uitverkoop. Hij vond het
eerst wel vreemd, uitverkoop aan het begin van het seizoen, maar eenmaal aan
het passen vertelde de eigenaar dat het mooi geweest was, dat hij van zijn
welverdiende pensioen ging genieten. Het waren beste laarzen die hij toen
kocht, hij had nog geen koude voeten gehad. Dit in tegenstelling tot z’n
handen. Als hij eerdaags in het dorp was zou hij toch ook eens gaan kijken voor
nieuwe scooter handschoenen.
Hij
hoefde er hopelijk niet voor naar de stad, daar ging hij alleen naartoe als het
echt moest omdat hij iets wilde kopen wat ze in het dorp niet hadden.
Lennart
was honkvast.
Door
omstandigheden thuis was hij als kind eens uit logeren gestuurd naar een oom en
tante die aan de kust woonden. Voor het eerst zat hij alleen in een trein, een
bang kind. Aan de kust was alles anders, veel losser en moderner, voor Lennart
ging er een dreiging van uit.
Hij was nog nooit in een flat geweest en hij had
nog nooit een lift gezien. Op het platteland in het binnenland waren geen flats.
Wat was hij blij toen de week om was. Nooit was hij weer naar de kust geweest.
Luna
was als altijd gek van blijdschap als hij weer thuiskwam en hij liep nog even
een eind met haar. Luna kon altijd los, ze week niet van zijn zijde. Hij zag
iemand lopen met een spar. Die had al een mooie uitgezocht voor Kerstmis.
Kerstmis…
hij hield er niet van.
Het
was al bijna donker, dat was altijd behoorlijk vroeg in deze tijd van het jaar.
Het deerde hem niet. Binnen was het warm en licht.
Hij
gaf Luna haar eten, maakte de kachel weer aan, zette een klassieke cd op en
bakte een paar spiegeleieren. Een paar boterhammen erbij en wat sla, man wat
had hij een honger gekregen! Gretig schrokte hij alles naar binnen en nam nog
wat rijstepap toe.
‘Wat
hebben we het toch goed hè Luna?!’ zei hij terwijl hij haar nog een beetje van
zijn rijstepap gaf.
’s
Winters ging hij doordeweeks meestal gelijk weer aan het werk nadat hij ‘s ochtends de
dieren in het bos weer had voorzien van wortels en bix. Lennart werkte
zelfstandig en voorzag in zijn levensonderhoud door hout te kappen, te zagen en
te kloven om het later te verkopen als brandhout. Heerlijk eigen baas. Hij had
een groot eigen terrein waarop hij het kon verwerken. Hij verdiende er geen
hoog inkomen mee, maar Lennart was tevreden met wat hij had en hoefde niet
zonodig meer, meer, meer.
Soms
werd hij gevraagd bossen uit te dunnen. Soms om de berken eruit te halen zodat,
wanneer dit ‘onkruid’ eruit was, de dennen of sparren meer lucht en licht
kregen. Het was bijna allemaal productiebos in het gebied waar hij woonde. Soms
kocht hij bomen op van een stuk bos dat niet veel handelswaarde had, maar wat
prima was voor de kachel.
Het meeste werk in de bossen deed hij ’s zomers en in
het najaar.
Het verwerken ook. Het hout leverde hij altijd in big bags waar ruim
een kubieke meter hout in ging. In de winter was er ook altijd nog zat te
rommelen. Hij was een meester in meubels maken. Stoelen, tafels, kasten, noem
maar op. Het meeste in huis had hij dan ook zelf gemaakt. Een meubelzaak in een
grotere plaats zo’n 50 kilometer verderop, kocht graag meubels van hem en ze
vonden altijd gretig aftrek. Het was wel arbeidsintensief, allemaal handwerk,
maar het was toch ook een leuke bijverdienste.
Op
zekere morgen besloot hij toch eerst eens op nieuwe handschoenen uit te gaan,
het was geen doen meer met het versleten paar. Hij zou met de spark* gaan, daar
was het heerlijk weer voor.
(* Hier (klik) schreef ik een tijdje geleden over wat een spark is.)
(* Hier (klik) schreef ik een tijdje geleden over wat een spark is.)
Onderweg
hoorde hij joelende kinderen, het kwam van achteren.
Die hadden het eerste uur
zeker vrij dat ze nu pas naar school gingen. Hij deed net of hij ze niet
opmerkte, des te kleiner was de kans op lullige opmerkingen of een sneeuwbal,
nou ja, meer een ijsbal in z’n nek. Het kwam dichterbij en het leek erop dat ze
hem deze keer ongemoeid lieten. Hij kwam langs het zomerhuisje van Mattias Steiner.
Mattias, die aan de kust woonde, kwam toch ook ’s winters wel naar het huisje,
zeker wel eens per maand en hij bleef dan een dag of wat.
Mattias was al een tijdje
gepensioneerd. Nu lag het er stilletjes bij en de sneeuw op de oprit was al wel
zeker 30 cm hoog. Voor z’n laatste vertrek uit het huisje had Mattias een adventkandelaar voor z’n raam gezet en een kerstster opgehangen. Het brandde 24 uur per dag en dat toch zeker tot
en met de jaarwisseling.
Kerstmis…
hij hield er niet van.
Mattias z'n brievenbus aan de overkant van de bosweg naar het dorp stond open en zat
propvol. Die postbodes propten ook maar, te beroerd om even uit hun auto te
stappen. Ze wisten toch ook wel dat Mattias er niet aldoor was. Dat wist iedereen
nu eenmaal in zo’n klein dorp.
Lennart stopte, haalde de gepropte post er
allemaal uit en maakte er op het zitje van de spark weer een net stapeltje van.
Hij zette het stapeltje netjes rechtop in de brievenbus en plots kon er nog wel
voor weken post bij. Mattias zou nooit weten dat Lennart dit had gedaan, maar dat
was ook helemaal niet belangrijk. Hij deed z’n jas even los want z’n sjaal zat
helemaal niet naar z’n zin. Hij rolde hem af en deed hem zo om dat er geen wind
meer tussendoor kon en trok daarna de rits van z’n jas hoog op tot over de
sjaal.
Hij
ging weer verder en bedacht zich dat het voordeel van een spark was dat hij
geen motorgeluid maakte, je hoorde alleen het glijden van de ijzers door de
sneeuw en het geluid van je eigen steppende voet.
Alle
geluiden werden zachter door de sneeuw. Een achterop komende auto hoorde je dan
ook nauwelijks naderen. Daarom had hij ook een fluorescerend hes met
reflecterende strepen aangetrokken.
Veiligheid voor alles.
Toen
hij eenmaal bij de eerste bebouwing van het dorp aangekomen was hoorde hij
kinderen, ze huilden! Hij bleef stil staan om te horen of hij ze kon traceren
en hij gleed nog even verder met de spark, hopend dat hij de goede kant opging.
Het huilen klonk dichterbij, heel dichtbij zelfs. Hij zette zijn spark in de
hoge sneeuw langs de kant van de weg en ging lopend verder om te zoeken. Daar
zag hij ze lopen, een jongen van een jaar of acht en een klein meisje van een
jaar of zes.
Ze stevenden op een schuur af. Lennart versnelde zijn pas en was
snel bij ze.
‘Wat
is er, wat een verdriet!’ zei Lennart. De kinderen keken enigszins geschrokken
op en het meisje begon nog harder te huilen. Hij had deze kinderen nooit eerder
gezien.
De
jongen vertelde al snikkend: ‘Papa en mama hebben ruzie, heel erge ruzie. Er
vliegt van alles door de kamer en papa heeft mama geslagen. We wilden het niet
meer horen en zien en wilden ons verstoppen in de schuur.’
‘Mag
ik dan met jullie mee naar de schuur?’
Ze
knikten eensgezind van ja.
Het
was een oude maar degelijke schuur waarvan het hout helemaal vergrijsd
was in de loop der tijd. Het zou nog niet meevallen om zomaar binnen te komen, er lag aardig wat sneeuw voor de deur, er was duidelijk al een poosje niemand geweest. Toch lukte het nog verbazingwekkend snel door wat met zijn laarzen te werken en gelijkertijd aan de deuren te trekken. Het was een stoffige boel binnen en ergens in een hoek lag
een stoel met biezen zitting alsof hij er met kracht neergesmeten was. Lennart
pakte de stoel en voelde even of hij er op zou kunnen zitten.
‘Kom
eens even bij me staan, hoe heten jullie?’
‘Lars,’
zei de jongen en hij stootte zijn zusje aan die inmiddels met haar duim in haar
mond stond, de tranen biggelden nog over haar gezicht en ze haalde haar neus op
wat niet erg hielp tegen de snottebellen. Ze had mooie blonde pijpenkrullen.
Toen
duidelijk werd dat ze haar naam niet wilde zeggen zei Lars: ‘En m’n zusje heet Ronja.’
‘Lars
en Ronja, wat een mooie namen!’
Lennart
bleef een beetje praten en langzaamaan werden de kinderen wat rustiger. Hij had
ze elk aan een kant genomen en een arm om hen heen geslagen.
Even
sloeg hij zijn ogen neer en had een flashback naar een ver verleden. De
rillingen liepen over z’n rug. De kinderen merkten het niet.
‘Kerstmis…
ik houd er niet van,’ dacht hij.
‘Lars en Ronja, wat denken jullie ervan als we met z’n drieën weer naar jullie huis gaan? We kunnen toch niet altijd in deze schuur blijven.’
Ze knikten niet al te overtuigend en Lars ging voor. Het huis was vlakbij en Lennart zei dat hij aan zou bellen, dat ze niet zomaar met z’n drieën naar binnen konden gaan. Aan de linkerkant van de achterdeur zag hij voor het keukenraam de vitrage bewegen en even later werd de deur opengedaan.
‘Mama, mama!’ Niet alleen de kinderen waren erg geschrokken van hun moeder maar ook Lennart wist niet wat hij zag. Haar gezicht was aan een kant helemaal blauw en er zat een scheur in haar bovenlip. Er was bloed op haar witte blouse gedruppeld. Haar schouderlange haar zat alle kanten op. Lennart kreeg weer een onwelkome flashback en trok wit weg.
‘Het is niets!’ zei de vrouw. ‘Bedankt dat u de kinderen hebt thuis- gebracht, ik red me verder wel hoor.’
‘Kan ik niet iets voor u doen, waar is uw man gebleven, die is er vandoor zeker? Zal ik u naar een dienstdoende arts brengen, de kinderen kunnen dan mee.’
‘Nee, nee, dat is niet nodig! Ik zal mezelf een beetje opkalefateren boven. Ik ben zo terug. Misschien wilt u toch nog even blijven voor de kinderen. Kom erin, u kunt hierlangs naar de woonkamer.’
De vrouw haastte zich naar boven en Lennart ging met de kinderen naar de woonkamer. Het viel al snel op dat er gebroken glas uit een lijst aan de muur op een kastje eronder was gevallen.
Tussen het glas lag ook een mobiele telefoon, hij zag er niet best meer uit. Lennart ging op de bank zitten want hij werd een beetje duizelig en was weer even terug in een ver verleden waaruit hij weer snel abrupt terugkwam.
Tussen het glas lag ook een mobiele telefoon, hij zag er niet best meer uit. Lennart ging op de bank zitten want hij werd een beetje duizelig en was weer even terug in een ver verleden waaruit hij weer snel abrupt terugkwam.
Lars had namelijk zijn brandweerauto gepakt en liet hem trots aan Lennart zien. Hij demonstreerde wat de auto wel allemaal niet kon tot een angstaanjagende sirene aan toe. Ronja kroop ook op de bank, duim in de mond en in diezelfde hand haar lappenpopje. Ze kroop op haar knieën naar Lennart toe en ging tegen hem aan zitten, ze zocht duidelijk troost.
Wonderlijk snel kwam de moeder van de kinderen weer naar beneden en ze zag er iets beter uit in die zin dat ze andere kleren had aangetrokken, haar gezicht had gewassen en haar haar had gekamd. Prachtig donker golvend haar.
‘Ik zal me even voorstellen,’ zei ze, ‘Sigrid, Sigrid Abrahamsson.’
‘Lennart Wiklund, aangenaam. Ik heb jullie niet eerder gezien, wonen jullie hier pas?’
‘Ja, we wonen hier pas twee maanden. We hadden nooit moeten verhuizen.’
Lennart wist niet hoe hij hier op reageren moest en daarom zweeg hij.
‘Hoe konden we denken dat een nieuwe uitdaging in zijn werk, een nieuwe omgeving, onze huwelijksproblemen zou oplossen. Maar nu wordt alles anders, er moet een eind aan komen. Ik wil niet meer verder met mijn man, alle gesprekken bij een therapeut hebben niets geholpen. Al mijn toegeeflijkheid heeft niet geholpen. Mijn hulp, het tonen van begrip, het heeft allemaal niets geholpen. De kinderen lijden eronder en nu heeft hij ons dit aangedaan! Ik ben uitgepraat met hem.’
‘Lijkt het toch niet beter even naar de huisarts te gaan Sigrid, het lijkt me toch beter om een hechting te laten zetten. Het zal anders misschien lang niet zo mooi genezen. Ik kan even voor je bellen of er nog een plekje is. Als dat jouw telefoon is daar op het kastje, zal het jou wel niet lukken.’
‘Goed, je hebt waarschijnlijk gelijk, ik laat er wel even naar kijken.’
‘Ik heb gelijk,’ zei hij met een glimlach.
Hij belde de huisartsenpraktijk en gelukkig was er nog een plekje over een klein half uurtje. Sigrid zei dat ze wel lopend kon gaan, het was dichtbij.
‘Als je wilt kan ik wel even bij de kinderen blijven.’
‘Dat zou ik erg op prijs stellen, het lijkt me dat ze u wel mogen.’
Ze trok haar jas en laarzen aan en weg was ze.
Ronja kwam met een leesboekje aanzetten en vroeg Lennart of hij haar wilde voorlezen.
‘Nee, niet dat kinderachtige boekje!’ zei Lars. ‘Dit is pas een mooi boek om uit voor te lezen,’ zei hij terwijl hij met een dik boek aan kwam zetten. Een echt jongensboek met een ridder te paard op de voorkant.
‘Weet je wat, ik lees jullie allebei een kwartiertje voor, ieder uit z’n eigen boek. Ik begin met het boek van Ronja.’
Beide kinderen hingen ieder aan een kant tegen hem aan, luisterden met open mond. Toen hij dacht ongeveer een kwartiertje gelezen te hebben deed hij het boek van Ronja dicht.
‘Ach, nog meer, nog verder,’ zei Ronja.
‘Nee,’ zei Lennart, ‘nu is het boek van Lars aan de beurt, dat hadden we afgesproken. Als er daarna nog tijd over is voor mama terugkomt, kunnen we altijd nog zien.’
Na een poosje in het boek met de ridder te hebben gelezen was Ronja in slaap gevallen. Hij fluisterde tegen Lars of ze op zouden staan. Voorzichtig ging hij opzij, en wel zo dat Ronja kon liggen.
‘Zullen we koffie zetten Lars, voor als mama terug is? Wil jij me helpen, ik weet niet waar de spullen staan.’
‘Ik wel, ik wel,’ riep hij, vrolijk huppelend naar de keuken.
Toen de koffie bijna uit geprutteld was hoorden ze de achterdeur, dat was goed getimed vonden de mannen.
De dokter had het inderdaad gehecht. ‘Hij vindt ook dat ik aangifte moet doen,’ zei ze, ‘maar dat ben ik niet van plan. Ik stel Per voor de keuze. Hij blijft hier weg, dan doe ik geen aangifte. Als hij daar niet aan mee wil werken doe ik alsnog aangifte.’
Na de koffie zei Lennart dat hij maar eens moest opstappen, hij wilde nog even handschoenen kopen en voor het donker ook nog met de scooter het bos in voor de dieren. Als hij nu ging zou dat waarschijnlijk nog wel lukken.
‘Reuze bedankt voor al je hulp en voor het luisterend oor.’
‘Heel graag gedaan!’ zei Lennart.
‘Waar woon je eigenlijk?’
‘Dat weet ik wel!’ zei Lars, ‘Lennart heeft het me verteld. Ik mag een keer komen van hem.’
‘Nou, dat zullen we dan wel een keer zien Lars.’
‘Mag ik over een paar dagen nog eens langskomen om te vragen hoe het met je gaat?’
‘Prima!’ zei Sigrid.
’t Was een dag of wat later dat Lennart autodeuren dicht hoorde slaan.
Hij keek uit het keukenraam en zag Sigrid met de kinderen aan komen lopen. Hij stapte snel in z’n laarzen, trok z’n jas, das, muts en handschoenen aan en liep op hen toe.
‘Wat een aangename verrassing. Je ziet er alweer een stuk beter uit Sigrid!’
‘Ja, gelukkig knapt m’n gezicht snel op. Deze meneer hier,’ zei ze knikkend naar Lars, ‘kon niet meer wachten om je een keer te bezoeken.’ Lennart had de buitendeur blijkbaar niet helemaal goed dichtgedrukt, want Luna kwam inmiddels ook kijken wat er op het erf gebeurde of liever gezegd, ze kwam aangestormd.
Onhandig liep ze tegen Lars aan die zich nog net staande kon houden. Ronja wilde Luna gelijk aaien, de hond was eigenlijk zo groot voor haar.
‘Komen jullie mee naar binnen, dan maak ik koffie en limonade.’
Toen de dampende koffie en de limonade eenmaal op de keukentafel stond, samen met een schaal zoete lekkernijen, vertelde Sigrid hoe de zaken er na die paar dagen voor stonden. De kinderen speelden verderop in de gang met Luna.
Haar man Per had oprechte spijt betoond, had tranen met tuiten gehuild over wat hij had gedaan en schrok erg van haar voorwaarden. Toch vond ook hij dat het beter zou zijn uit elkaar te gaan. Sigrid hoopte dat ze alles dan samen op zouden kunnen lossen en geen advocaat nodig zouden hebben.
Lennart vond haar een mooie sterke vrouw en genoot van het gezelschap, iets wat hij helemaal niet gewend was. Iets waar hij nooit van had gedacht dat hij ervan zou kunnen genieten, van bezoek.
‘Kun je dan in je huis blijven wonen Sigrid?’
‘We gaan kijken of dat lukken zal, het zou fijn zijn voor de kinderen hier op school te kunnen blijven. Ze hebben het er naar hun zin en weer verhuizen is niet bevorderlijk. Moet afwachten of het, als we weten wat de mogelijkheden zijn, financieel haalbaar is. Ik heb een part-time baan en ik wil proberen of ik meer uren kan draaien. Ook de hoogte van de alimentatie weet ik natuurlijk nog niet. Ik kan er dus nog niet alles over zeggen, dat heeft tijd nodig.'
Lennart knikte begrijpend. Toen ze later naar buiten gingen zag Lars de sneeuwscooter staan, hij stond nog buiten voor de garage.
‘Ga je straks weer eten brengen?’ vroeg Lars.
‘Ja, ik ga de kist zo weer vullen.’
‘Mag ik dat zien?’
‘Mag Lars dat zien mama?’
‘Welja, we hebben nog wel even.’
Toen de kist gevuld was zei Sigrid: ‘Die dieren boffen maar met jou! Het is niet te hopen dat je ze aan het vetmesten bent voor een jager die met Kerstmis wel zo’n lekker boutje op z’n bord wil.’
‘Dat hoop ik ook niet, ze moeten gewoon op mijn grondgebied blijven dan overkomt hen niets. Niemand heeft jachtrechten voor op mijn terrein en ik verkoop ook geen jachtrechten. Nooit!’
‘Mag ik een keer mee als je het eten wegbrengt?’ vroeg Lars.
‘Ja, mag ik dan ook mee?’ schreeuwde Ronja.
‘Dat moeten we aan mama vragen.’
‘Tja, wel heel leuk voor ze, ik heb ook wel genoeg echt warme kleren voor ze. Als jij het echt niet bezwaarlijk vindt, van mij mag het.’
‘Ik vind het leuk ze een keer mee te nemen, maar niet tegelijk. Eerst Lars en op een andere dag Ronja. Een tegelijk is veel veiliger.’
‘Prima, wanneer wil je Lars hebben?’ zei ze glimlachend.
‘Wat denk je van morgen, hoe laat komt hij dan uit school?’
‘Zal ik hem om half vier brengen, is dat een goede tijd voor jou?’
Dat was afgesproken en Lars was door het dolle. Ronja protesteerde niet dat ze later aan de beurt was, stilletjes vond ze het toch wel een beetje eng. Lennart zou Lars dan voor het avondeten terugbrengen.
Lars voelde zich zo stoer toen hij voor Lennart op de scooter mocht zitten. Lennart had alle veiligheidsmaatregelen genomen. Hij reed ook langzamer dan anders. Het pad lag er goed bij, dus geen onverwachte nare verrassingen. Lars wilde natuurlijk helpen met het verspreiden van het voer en Lennart liet hem maar gaan.
‘Als ik later groot ben koop ik ook een sneeuwscooter en ga dan alle dieren in het bos voeren, in het hele land!’
‘Mooi zo Lars!’
Eenmaal op weg naar Lars z’n huis was hij naast Lennart in de auto in slaap gevallen en aangekomen bij het huis sliep hij nog steeds. Lennart droeg hem naar binnen en nog steeds werd hij niet wakker.
‘Kom gauw binnen, leg hem maar even op de bank. Zo, die is lekker rozig geworden!’
‘Hij vond het geweldig, was echt een succes!’
‘Blijf je een hapje mee-eten, ik heb er rekening mee gehouden, hoef je zelf niet meer aan de slag als je thuiskomt. ’t Is niet echt iets bijzonders hoor, gewoon…’
‘Dat klinkt wel erg aanlokkelijk, ik zeg ja! Luna kan wel een uurtje wachten voor een keer.’
Onder het eten opperde Sigrid heel voorzichtig misschien met kerst samen bij haar te eten, anders zaten ze elk alleen. Nou ja, zij wel met de kinderen natuurlijk, maar met z’n vieren zou toch leuker zijn en Luna, nou die mocht natuurlijk ook meekomen.
Kerstmis… hij hield er niet van.
Lennart was tien jaar.
Z’n moeder had gekookt voor Kerstmis. Ze had zich uitgesloofd. Het zag er prachtig uit, de gedekte tafel en het rook heerlijk in huis. De etensluchten maakten hem hongerig. Het wachten was op vader die weer eens nergens te bekennen was en dan wisten ze waar hij was. Ze had hem nog zo gewaarschuwd niet te gaan. Even wat drinken met een paar vrienden. Drinken? Zijn vader was een alcoholist. Hij zou zich nog eens dood drinken. Vervelend was hij dan als hij weer thuiskwam, maar dat was nog tot daar aan toe. Als hij maar geen wodka zou drinken, want dan! Hij had beloofd dat hij nooit meer wodka zou drinken, want daar kon hij echt niet tegen.
Het eten, waar moeder zoveel werk van had gemaakt, werd allemaal koud. Moeder zat met een strak gezicht aan tafel en zei geen woord. Lennart werd gek van de stilte en ook van angst. Uren later werd de deur opengerukt en daar stond hij, zo dronken als een Maleier. Hij bulderde en schold moeder voor van alles uit.
Dat liet ze niet op zich zitten en ze schold terug, alles wat haar dwars zat gooide ze eruit te beginnen met ‘Je hebt weer wodka gedronken!’
Dat liet ze niet op zich zitten en ze schold terug, alles wat haar dwars zat gooide ze eruit te beginnen met ‘Je hebt weer wodka gedronken!’
Lennart was stilletjes naar een donkere hoek van de kamer geslopen. Hij beefde als een rietje. Vader had hem niet eens opgemerkt.
Moeder bleef maar van alles opnoemen wat haar al tijden dwars gezeten had en ze ging maar door.
‘Ben je klaar?’ bulderde vader.
Toen gebeurde het.
Hij haalde uit met z’n vuist en trof haar midden in ’t gezicht.
Ze viel achterover en vader stormde het huis uit.
Lennart liep naar z’n moeder, ze reageerde niet. Hij klopte op haar wangen, geen reactie. Hij haalde een teiltje met water en een washand en veegde haar gezicht daarmee af. Er kwam allemaal bloed uit haar neus, het zag er niet goed uit!
Langzaam kwam ze weer bij bewustzijn en Lennart vroeg of hij de dokter moest bellen. Daar wilde ze niets van horen.
‘Nee, geen dokter hier!’ en hij wist dat er niets tegenin te brengen zou zijn.
Twee dagen later kwam vader dan eens thuis, nuchter. Hij vond z’n vrouw in de slaapkamer waar ze op bed lag. Hij viel op z’n knieën en bad haar om vergiffenis. Hij had zo’n vreselijke spijt.
Elke dag herhaalde hij zijn bede om vergiffenis, maar moeder sprak niet. Moeder sprak drie maanden niet. Tegen Lennart zei ze alleen het hoognodige.
Kerstmis zou nooit meer worden als voorheen.
‘Nou, wat vind je ervan?’
‘Huh, wat vind ik waarvan?’
‘Van Kerstmis vieren hier.’
‘Oh, tja, ik weet niet, ik…,’ hij zuchtte diep, ‘ik heb het niet zo op Kerstmis. Ik heb het nooit meer gevierd sinds…’
‘Sinds wat?’
‘Ach, het is iets uit mijn jeugd, een nare ervaring.’
‘We kunnen erover praten als je wilt.’
‘Hmmm.’
‘Het zou je misschien eens opluchten erover te praten.’
‘Ik zal erover nadenken. Maar nu moet ik naar Luna, anders wordt het te laat om haar uit te laten.’
‘Neem haar voortaan maar mee, ik heb daar geen enkel probleem mee. Weet je wat, kom eerdaags nog eens een keer eten, neem Luna mee.
Als de kinderen na het eten op bed liggen en je zou erover willen praten dan kan dat in alle rust. Ik dring er niet op aan, je moet er zelf mee komen als je het wilt.’
Als de kinderen na het eten op bed liggen en je zou erover willen praten dan kan dat in alle rust. Ik dring er niet op aan, je moet er zelf mee komen als je het wilt.’
‘Oké, ik zal erover nadenken. Maar wat het ook wordt, ik kom in elk geval graag nog een keer.’
‘Afgesproken! Jongens kom eens even hier, even Lennart gedag zeggen, hij gaat naar huis.’
Onderweg naar huis was hij al in tweestrijd. Die hele bliksemse geschiedenis lekker ver weg gestopt laten zitten waar het zat. Aan de andere kant, wat had hij te verliezen? Dit was toch ook niets, die eeuwige aversie tegen kerst door zijn ouders! Nog nooit in z’n hele leven had hij contact met mensen gehad als nu met Sigrid en haar kinderen. Het voelde zo prettig, als een goede vriendschap. Hij was nu al gek op de kinderen.
Wat zou er mooier zijn dan eens schoon schip te maken met het verleden!
Maar dan… hierover praten met Sigrid die zelf onlangs juist mishandeld was. Uitgerekend met haar. Is het wel fair tegenover haar?
De kinderen, in hoeverre heeft het hen beschadigd, zouden zij er ook zo lang last van houden als hij?
Zijn moeder had nooit gesproken en dat had niet goed uitgepakt. Wat was nu wijsheid? Hij kon maar niet tot een besluit komen en dat had hij nog steeds niet gedaan toen het zomaar weer een week verder was en er een auto het erf opreed. Het was Sigrid, ze was alleen. De kinderen waren natuurlijk op school.
Zijn moeder had nooit gesproken en dat had niet goed uitgepakt. Wat was nu wijsheid? Hij kon maar niet tot een besluit komen en dat had hij nog steeds niet gedaan toen het zomaar weer een week verder was en er een auto het erf opreed. Het was Sigrid, ze was alleen. De kinderen waren natuurlijk op school.
‘Ik dacht eens even bij je te kijken en vragen of je al besloten hebt of je komen wilt met kerst. De kinderen zouden het geweldig leuk vinden.’
‘Hé, hallo Sigrid! Tja, ik had niet zoveel tijd afgelopen week, ik moest nog wat stoelen afmaken die ik voor een bepaalde tijd af zou leveren bij een meubelzaak.’
‘Maak jij meubelen?’
‘Niet verteld?’
‘Nee, heb je hier een werkplaats of elders?’
‘Hier op het erf, wil je het zien? Ik heb trouwens de meubelen in huis ook zelf gemaakt.’
Samen liepen ze naar de werkplaats en Sigrid keek haar ogen uit. Wat een prachtig handwerk, ze had dat ook al stiekem gevonden van de meubelen in huis, maar had er geen idee van gehad dat het Lennart zijn werk was.
‘Kom, we drinken even wat,’ en samen liepen ze naar het huis.
‘Oké, nog drie weken voor kerst, kom tussen nu en kerst nog een keertje bij ons eten en beslis dan of je met kerst wilt komen. Je kunt ook komen lunchen a.s. woensdag, de kinderen hebben dan wel ’s middags een klein feestje op school i.v.m. het zoveel jarig bestaan, maar dat geeft niet.’
‘Dan kom ik graag woensdag.’
Woensdag, de kinderen hadden iets gegeten en waren weer naar school voor het feestje. Lennart had ze even gebracht terwijl Sigrid een soepje aan het roeren was.
Onderweg van school naar het huis van Sigrid wist hij het 100% zeker, ze zouden erover praten. Over zijn kerst van lang geleden, over wat haar overkomen was en over wat het met de kinderen deed. Ze had destijds gezegd dat hij er zelf over beginnen moest, dat het helemaal aan hem was. Hoe zou hij beginnen?
Na het eten trok hij dan de stoute schoenen aan en hij begon wat hakkelend en met een brok in z’n keel. Sigrid keek hem aan alsof ze dat niet opmerkte en hij vervolgde zijn verhaal, sprak steeds rustiger.
Hij werd niet onderbroken en alleen al het luisterend oor deed hem zo goed. Hij vertelde ook dat het bizar was dat het haar ook overkomen was en dat hij ook bezorgd was over Lars en Ronja.
Hij werd niet onderbroken en alleen al het luisterend oor deed hem zo goed. Hij vertelde ook dat het bizar was dat het haar ook overkomen was en dat hij ook bezorgd was over Lars en Ronja.
Het was al wel half vier in de middag, om vier uur moesten de kinderen uit school gehaald worden. Al die tijd hadden ze erover gesproken.
Het was heel goed geweest en ze hadden afgesproken er samen met de kinderen een keer over te spreken. Het gaf hen beiden een goed gevoel.
Het was heel goed geweest en ze hadden afgesproken er samen met de kinderen een keer over te spreken. Het gaf hen beiden een goed gevoel.
Sigrid zei dat ze nu toch beslist weg moest om de kinderen op te halen.
Lennart stond haastig op: ‘Ik ben er nu uit Sigrid, ik kom bij jullie met Kerstmis!’
Kerstmis.
Hij reed zijn auto achteruit de werkplaats in en zette de zelfgemaakte cadeautjes achterin, reed de auto naar het huis, liet Luna nog even uit en liet haar op de passagiersstoel naast hem springen. Luna zat als een vorstin, ze zwaaide nog net niet. Het was een pracht gezicht, het leek wel of ze kapsones had als ze voorin mocht zitten.
Lennart had heel veel zin in het vervolg van deze dag en verheugde zich op de gezichten van de kinderen als ze hun cadeau zouden zien.
Hij zag het huis al van verre, Sigrid had buiten wat verlichting aangebracht en er hing een adventsster voor het raam, een mooi gezicht.
Toen hij uit de auto stapte kwamen Lars en Ronja al naar buiten gerend en toen Luna ook uit de auto was werd het dolle pret in de sneeuw.
‘Komen jullie nu maar lekker binnen,’ riep Sigrid.
Binnen was het behaaglijk en er hing een gezellige sfeer. De houtkachel brandde, op tafel brandden kaarsen en op de achtergrond hoorde hij kerstmuziek. Hij rook glögg (= bisschopswijn of glühwein) gemengd met andere geuren uit de keuken. Sigrid was het eten voor de avond al aan het voorbereiden, dan kon ze er de rest van de middag tenminste ook gezellig bij zitten. De kinderen waren druk en Luna daardoor ook.
‘Zullen we eerst even iets drinken? Wat willen jullie drinken Lars en Ronja, warme chocolademelk?’
‘Ja, ja, chocomelk!’
‘En jij Lennart, heb je net als ik ook zin in een glaasje glögg?’
‘Dat lijkt me heerlijk! Graag!’
Het was alweer even later toen hij zei: ‘Ik ga even met Luna naar buiten, ze moet even een plasje doen.’
‘Mogen wij mee?’
‘Nee, deze keer niet, ik ben zo terug.’
Twee teleurgestelde gezichtjes, ach, het was voor het goede doel.
Luna zou haar plasje wel doen en haastig haalde hij de cadeaus uit de auto en zette ze aan de rechterkant van de voordeur. Luna en hij gingen weer naar binnen en toen z’n jas weer aan de kapstok hing bonsde hij hard op de binnenkant van de voordeur en riep met een gemaakt zware stem: ‘Ho ho ho, ho ho ho.’
Via de keuken liep hij naar de kamer alsof hij rechtstreeks van de achterdeur was gekomen. In de kamer waren ze in rep en roer want ze hadden geklop op de voordeur gehoord en ho ho ho.
Ze waren al onderweg en hij rende mee om het compleet te maken.
‘Oh, daar, kijk daar!’ zei Sigrid. ‘Kan je ons komen helpen Lennart, het zijn zulke grote pakjes, in elk geval twee, zeg maar gerust pakken!’
Lennart pakte de drie cadeaus en zette ze in de gang.
‘Even wachten jongens, ik zal ze in de kamer zetten, lekker bij de kachel.’
‘Ga maar lekker op de grond zitten,’ zei Sigrid, ‘Lennart zet jullie pakje daar wel neer.’
De kinderen konden hun geduld niet bewaren, snel scheurden ze het pakpapier eraf.
‘Oh, kijk eens!’ zei Ronja.
‘Wat een prachtig poppenhuis en wat zie ik, het is ook helemaal ingericht!’ zei Sigrid. Ronja had een kleur van opwinding en hoorde niets meer, ze ging helemaal op in het ontdekken van alles in en aan het poppenhuis.
Lars had inmiddels ook zijn cadeau van papier ontdaan: ‘Oh, kijk eens mama, een boerderij!’ Sigrid viel in de volgende verbazing.
Een speelgoedboerderij op schaal, compleet met een tractor, koeien, schapen, een hooiberg. Ook Lars hoorde niets meer en ging volledig op in het ontdekken van z’n boerderij.
Een speelgoedboerderij op schaal, compleet met een tractor, koeien, schapen, een hooiberg. Ook Lars hoorde niets meer en ging volledig op in het ontdekken van z’n boerderij.
‘Die zijn wel even zoet,’ zei Lennart, ‘kun je op je gemak jouw cadeau uitpakken.’ Sigrid wist ook al niet wat ze zag, een prachtig bijouterie doosje, op het deksel een handgesneden tafereel. Toen ze het opendeed klonk er een melodietje, Lennart had er een speeldoosje van gemaakt.
Er zaten piepkleine laadjes in en een spiegeltje.
Er zaten piepkleine laadjes in en een spiegeltje.
Ze was sprakeloos. Ze omhelsde Lennart: ‘Wat heb je ons gruwelijk verwend, ongelooflijk, wat een werk moet je hier aan hebben gehad! Ontzettend bedankt!’
‘Ssssssssst,’ zei Lennart, ‘denk om de kinderen, het komt immers van de Kerstman!’
Gelukkig gingen ze teveel op in hun miniatuurwereld van poppenhuis en boerderij en hadden niets gehoord.
‘Het was zo leuk om te doen, heb het echt met veel plezier gedaan.’
‘Lars en Ronja vermaken zich voorlopig nog wel even, zal ik maar zorgen dat we over een uurtje kunnen eten?’
‘Laten WE daar maar voor zorgen, zeg het maar, waar kan ik je mee helpen?’
Toen na het eten de kinderen op bed lagen, de boel een beetje was opgeruimd en Luna even was uitgelaten, gingen ze nog even lekker onderuit zitten op de bank. Nog een kopje koffie met een cognacje en heerlijke bonbons.
‘Ik ben ook enorm verwend,’ zei Lennart, ‘want wie had er ooit gedacht dat ik zo zou kunnen genieten van Kerstmis!’
*****
*****
Voorlopig einde
Alle in dit kerstverhaal (deel 1 - 2015 en deel 2 - 2016) voorkomende personen en alles wat zij meemaken zijn ontsproten aan mijn fantasie.
Het toneel waar het zich afspeelt is de omgeving, met z'n landschap, klimaat en gebruiken, waar ik momenteel tijdens het schrijven woon.
In het noorden van het mooie Jämtland - Zweden.