Hieronder het kerstverhaal van 2014.
Met toestemming van de schrijver heb ik het hieronder geplaatst.
Veel leesplezier!
HET ANGELUS IN DE BERGEN
- Bernard Schut
Toen
hij wakker werd, lag er wel een halve meter sneeuw. De
lucht was helder en het had stevig gevroren. Hij trok zijn
ochtendjas aan, stapte in de
sloffen die hij ooit in Alaska gekocht had en liep naar de
keuken. De woonkamer lag in het midden van de hut. Eromheen lagen twee slaapkamers,
een grote woonkamer en het portaaltje waar zijn jassen, schoenen en laarzen
stonden. Aan een spijker hing zijn jachtgeweer, een dubbelloops, zijn berendoder.
Hij deed even de deur open en snoof de lucht op. Meer dan tien graden onder nul.
Hij liep weer
naar de keuken terug, porde wat in het houtfornuis en blies de kachel tot leven.
Met deze kachel verwarmde je zonder enige moeite de gehele hut, ‘cabane’,
zeiden ze hier. Hij had eigen elektriciteit,
een eigen watervoorziening en voldoende proviand om een belegering te doorstaan.
En met de moderne communicatiemiddelen had hij in een oogwenk contact met wie hij
maar wilde in de bewoonde wereld, die toch wel op minimaal tien kilometer
afstand lag. Tweeënhalf uur lopen,
tenminste wanneer er geen sneeuw lag. Hij schonk een kop koffie in en rolde een
sigaret. Vannacht heb ik voor het eerst weer wolven gehoord. De winter begint
vroeg dit jaar. Het zal zeker een koude winter worden wanneer het half oktober
al zó grimmig is daarboven in de bergen dat ze me weer opzoeken. Vorig jaar waren
er zo’n dertig stuks, drie meutes, had hij gehoord van een
van de herders die hier leefden. Hij bakte wat spek, deed er een ei bij en sneed
een paar plakken brood. Herders hadden hier een hard
bestaan. In de jaren dat hij hier leefde, een deel van het jaar, om te kunnen schrijven
in volstrekte afzondering, was hij bevriend met ze geraakt. Je was hier ook
aangewezen op elkaar. Hij begreep hun angst voor de wolven, maar zelf vond hij het
fantastische beesten. En hun geluid in de eenzaamheid van de nacht was
misschien wel het mooiste geluid dat hij kende, een mooier concert bestond er niet.
Eigenlijk had ik ook als wolf geboren moeten worden, had hij wel eens gedacht. Zoals
iedere morgen maakte hij een plan voor de dag. Eerst moet ik mijn ‘oprit’ schoonmaken;
dan de hut opruimen, maar dat is zo gedaan. En dan moet er geschreven worden. Hij
was bezig met een nieuw boek, verhaal of roman, wat het werd kon hij nooit voorspellen.
Maar eerst diende er gewerkt te worden aan het kerstverhaal voor dit jaar. Hij
had nog een paar weken om de kopij in te leveren. En hij had nog geen idee
waarover het moest gaan. Een paar jaar geleden had hij zich voor het eerst aan het
schrijven van een kerstverhaal gewaagd. Een traditioneel kerstverhaal met
sneeuw, eenzaamheid en verzoening. Zo had hij het gewild en zo was het ook
geworden. Hij herinnerde zich de kerstdagen van zijn jeugd. De intens warme
sfeer, met de kaarsjes in de kerstboom, echte kaarsjes die straalden als sterretjes
wanneer je je ogen dichtkneep, zijn vader die een kerstverhaal voorlas, de
kerkgang door de sneeuw en de verwachting
die aan dit alles voorafging. Toen hij pas getrouwd was en een jong gezin had met
twee kleine kinderen, hadden ze het kerstfeest gevierd op precies dezelfde
manier, met een kerstboom die ze samen hadden versierd, met echte kaarsjes en een
kerstverhaal dat hij van te voren zorgvuldig had uitgezocht en op kerstavond voorlas.
Hij had de betekenis van de traditie in stand willen houden. Ja, toen ik pas getrouwd
was, maar dat was lang geleden. Hij keek naar buiten en zag dat het weer was
gaan sneeuwen. ‘Merde’, dacht hij, ik moet aan het werk, dadelijk raak ik hier nog
ingesneeuwd. Onder het afdak van een schuur stonden een tractor en een
sneeuwschuiver. Hij bond de schuiver achter de tractor. Met enige moeite lukte het
om de tractor weer aan de gang te krijgen. De rest van de morgen was hij bezig
om het pad van zijn hut naar de weg sneeuwvrij te maken. De weg werd wel geveegd,
de gehele winter door. Je eigen pad moest je zelf vrij houden. Toen hij de
openbare weg naderde, zag hij de sporen in de sneeuw. De wolven. Ze waren dichterbij
gekomen dan hij verwacht had. En dat betekende dat er nog meer kou in aantocht was.
Hij was van plan geweest om tot kort voor de kerst hier te blijven en aan zijn
nieuwe boek te werken. Maar werd het echt koud dan was zijn comfortabele
appartement aan de kust misschien toch wel een beter idee. Hij hield van de stilte
hier maar het subtropische klimaat van de kust had hem ook altijd aangetrokken.
Eigenlijk was hij daarvoor naar het zuiden gekomen en was hij pas later de charme
van het eenvoudige bergleven gaan waarderen. En hier op de grens van Frankrijk
en Italië had je beide binnen handbereik. Hij schopte de sneeuw van zijn laarzen
en ging naar binnen. Hij schonk een kop koffie in en nam er een snee krentenbrood bij. Met dik boter en kaas erop. Hij porde de kachel nog eens op en liep naar
zijn werkkamer. En nu het kerstverhaal, dacht hij.
Het
liet hem niet los. Tien jaar was het nu geleden. Zijn zoon moest nu zeventien
zijn, of achttien, nee achttien, en zijn dochter vijftien.
Hij
kon er niet voor blijven weglopen.
Sneeuw, eenzaamheid en verzoening, de drie
centrale thema’s van het kerstverhaal. Onwillekeurig dwaalde zijn blik af naar
de foto op zijn bureau. Kerst, hoe lang geleden? Een jonge vader en moeder en
twee kleine kinderen. Een klein vlasblond meisje
en een iets groter jongetje met blonde krulletjes. Een aardige, knappe, verstandige
vrouw. Het huwelijk was ontbonden, niet lang daarna. En hij had zijn kinderen
en zijn vrouw verloren. Contact had hij niet meer met ze. Zijn vrouw had hem
niet kunnen vergeven en zijn kinderen al helemaal niet, dat hij hen in de steek
gelaten had. Voor hem had het anders gelegen. Aan de ene kant was het een
bevrijding geweest voor hem, aan de andere kant had hij er oprechte schuldgevoelens
aan overgehouden. En een gevoel van gemis, dat hij iets wezenlijks had laten
wegglippen zonder zich dat bewust te zijn.
Hij schudde zijn hoofd, hoe vaak had
hij hier al niet over nagedacht?
En wat had het voor zin? Passé is passé.
Maar dat
hij zijn kinderen niet meer zag, zijn zoontje waar hij mee voetbalde en die hij
eindeloos had voorgelezen uit de boeken die hij vroeger zelf mooi had gevonden,
’s avonds voor hij ging slapen. En zijn dochtertje, waar hij steeds weer nieuwe
poppenkast- verhaaltjes voor had bedacht en had gespeeld. Maar vooral hun kinderlijk
vertrouwen in hem, hun dankbaarheid voor zo’n fijne vader. Hij begreep nu de
reactie van zijn kinderen. Hij begreep de houding van zijn vrouw. En
geleidelijk was hij gaan inzien wat er fout was gegaan, waarom het fout was
gegaan. Achteraf, altijd achteraf en te laat begin je er iets van te begrijpen. Maar
in de situatie toen had het niet anders dan fout kunnen gaan. Wat begrepen ze toen
van wat zich afspeelde in hun leven, hun botsingen, hun strijdige opvattingen,
hun onmacht om een compromis te vinden in hun territoriumgevechten. Zit je eenmaal
in die verdomde neerwaartse spiraal, dan ging het steeds sneller, tot er niets
meer te redden viel.
Hij draaide de foto om. Aan de achterkant had hij een foto
geplakt van zichzelf, dansend met een jongere vrouw in een avondjurk die weinig
van haar welgevormde lichaam verhulde. Hij had een wit smokingjasje aan met een
zwart vlinderdasje. Een kerstavond jaren later. De beroemde schrijver en het
mondaine leven hier aan
de kust. Hij had het gemaakt als schrijver en succes trekt vrouwen aan had hij
gemerkt. Maar elke medaille heeft twee kanten. En elk fotolijstje ook. Hij
zette het lijstje terug zoals het eerst stond. Hij had zijn vrijheid heroverd, maar
met verlies van hoeveel illusies? Hij zuchtte, trok het vel waarop hij had
zitten werken uit de typmachine, kneep het tot een prop in elkaar en mikte die in
de prullenmand. Hij kon maar beter eerst het hout gaan hakken, zijn voorraad
slonk snel nu het zo koud werd. Schrijven lukte toch niet op deze manier. Hij
hakte tot het te donker werd, bracht de verse voorraad blokken naar binnen en stapelde
die op in de buurt van de kachel. Daarna maakte hij zijn maaltijd klaar. Hij mikte
een paar koteletjes in een goed verhitte koekenpan, wildzwijn, daar was hij dol
op, sneed een ui in ringen en voegde die erbij. Hij maakte een pot rode bessen open
en sneed een homp brood af. Aardappelen was hem meestal teveel werk. Een fles rode
wijn uit de regio maakte de maaltijd compleet. Waar at je beter dan bij jezelf?
Hij kon maar moeilijk loskomen van zijn gedachten die middag. Zou zij na zoveel
jaren begrepen hebben waarop hun huwelijk vast was gelopen?
Hij had nooit
begrepen hoe een meer dan gemiddeld intelligente studente met een veelbelovende
carrière als advocaat voor zich, zo willoos afhankelijk kon zijn van haar familie.
Te laat was tot hem doorgedrongen dat hij niet met zijn vrouw maar met haar
familie en vooral met haar moeder was getrouwd. Inclusief bovendien de seksuele
frustraties die die vrouw had. Te lang had hij gedacht dat het een kwestie van tijd
zou zijn. Maar het tegendeel was het geval. En wat aanvankelijk een koele
verstandhouding was geweest, ontaardde in een frontale oorlog met de complete schoonfamilie, waarin zijn vrouw tot zijn verbijstering de kant van haar familie had gekozen. Zo
had hij dat in ieder geval ervaren.
Het was op buigen of barsten uitgemond en barsten
geworden. Hij gooide nog een paar blokken op het vuur, dat wild oplaaide. Zou
ze het geleidelijk begrepen hebben en zou ze zich hebben weten te ontworstelen
aan de invloed van haar familie en vooral haar moeder?
Hij moest ophouden, het was
tien jaar geleden. Het best kon hij maar een kleine avondwandeling gaan maken. Hij
wilde juist zijn jas en laarzen aantrekken en zijn geweer pakken, toen hij een
geluid hoorde.
Ski’s
die over de sneeuw gleden! Hij draaide het buitenlicht aan. Even later werd er op het raam geklopt. “Je
hebt het goed warm gemaakt”, was het eerste dat de oude herder zei. Hij trok
zijn jas en zijn schoenen uit en stapte op z’n sokken naar binnen. Zijn ski’s
had hij buiten tegen de wand van de hut laten staan. “Er ligt al weer aardig
wat sneeuw op de weg. Te veel om te lopen. Heb jij je ski’s al tevoorschijn gehaald?”
’s Avonds kreeg hij nog wel eens aanloop. Oude herders kwamen een praatje
maken, een glaasje hier illegaal gestookte jenever drinken of een kaartje leggen.
Hij hield van hun verhalen. Over het barre leven hier in de bergen. De strijd
tegen de natuur. En hun verontwaardiging over de ecologisten die hier nota bene
de wolven hadden teruggebracht, de ergste vijanden van hun kudden. Een van de mooiste
verhalen was dat over de gek van St.Martin. Aan de rand van het dorp leefde een
zonderling in een zelfgekozen isolement. Hij sprak vrijwel met niemand. Maar ’s
nachts liep hij de bergen in en bootste het gehuil van de wolven na. Steeds
beter, had de oude herder verteld.
Op het laatst kon je het niet meer onderscheiden van dat van een echte wolf. En
toen op een dag was hij plotseling verdwenen. Ze hadden hem nooit meer teruggezien.
De herder sloeg de rest van zijn glas in een teug naar binnen en zette het met
een klap op de keukentafel. “Zo, ik moet maar weer eens gaan. Bedankt. Ik zou de
luiken van de hut maar goed dicht
doen vannacht. Je weet maar nooit.”
Hij stapte naar buiten, deed zijn ski’s aan
en wees naar de hemel. “Het is volle maan.” Toen was hij verdwenen. Nadat hij de
glazen opgeruimd had, zat hij nog een tijdje voor zich uit te staren, in
gedachten verzonken.
Voordat hij ging
slapen pakte hij de telefoon en belde zijn oudere broer. Hij gaf weinig om
familie maar met zijn oudere broer had hij altijd het contact bewaard. Ze zagen
elkaar niet veel, maar dat hoefde
ook niet.
Ze kwamen uit hetzelfde nest, dat was voldoende. Die nacht sliep hij
onrustig. Hij werd regelmatig wakker. Het leek alsof hij geluiden hoorde om de hut, zelfs alsof er ergens
bij de deur gekrabd werd in de sneeuw.
En toen zat hij plotseling rechtop. In de
koude vriesnacht klonk het klagende gehuil van een wolf die, zijn kop omhoog,
zijn eenzaamheid uitschreeuwde tegen de maan. Een indringender geluid kende hij
niet.
Hij rilde en kroop diep in zijn slaapzak. De volgende morgen zag hij hun sporen.
Ze waren kennelijk op zoek geweest naar voedsel. Nou, voedsel had hij genoeg in
huis.
Hij deed het noodzakelijke werk en kroop toen achter z’n typemachine.
Nu
moet het gebeuren, nu of nooit. Hij draaide er een
vers vel papier in en begon te schrijven. “Toen hij wakker werd die morgen,
lag er wel een halve meter sneeuw. De lucht was helder en het had stevig
gevroren.
Hij trok zijn ochtendjas aan, stapte in de sloffen die hij ooit in
Alaska gekocht had en liep naar de keuken...” Hij werkte gestaag door, bijna alsof
hij in een roes verkeerde. Het verhaal vloog nu op het papier, alsof het al
geschreven was, hij kon het bijna niet bijhouden. En toen stokte het
plotseling. Hij zuchtte, nu kwam het moeilijkste, het moeilijkste en belangrijkste,
de brief. Nee, dacht hij, nu eerst de voorraad hout aanvullen. Hij haalde de
laatste bladzijde uit de typemachine en deed er een nieuw blanco vel papier in.
“Le Mercantour, 20 oktober ....
Lieve
Elsje,
Voordat
je deze brief nu misschien onmiddellijk verscheurt, hoop ik dat je hem eerst
wilt lezen. Je kunt niet weten wat ik je wil vertellen. Tien jaar geleden heb
ik je voor het laatst gezien, toen ons huwelijk voor de rechtbank werd ontbonden.
Al onze gesprekken, later onder begeleiding van een psycholoog, achteraf gezien
volslagen zinloze hulp, het had allemaal niet geholpen.
Tien jaar is een lange
tijd, voldoende tijd om na te denken. Ik heb veel nagedacht over wat er toen tussen
ons gebeurd is, onze onmacht om te begrijpen, om elkaar terug te vinden. Onvermogen,
geen onwil. Terwijl we toch zoveel van elkaar gehouden hadden en samen zulke fijne
kinderen op de wereld hadden gezet. Heel erg vind ik het dat we die dag als
onverzoenlijke vijanden tegenover elkaar hebben gestaan en met behulp van advocaten
moesten onderhandelen. Maar het ergste is dat ik tekort geschoten ben tegenover
mijn kinderen, ze in de steek gelaten heb, al werd me weinig keus gelaten, maar
dat verandert weinig aan mijn schuldgevoel. Te lang ben ik te koppig geweest om
dit te erkennen.
Je weet dat ik een betrekkelijk bekende schrijver ben geworden
en aan de Franse zuidkust woon. Ik bezit daar een appartement aan de kust en een
hut in de bergen. Het liefst ben ik in mijn ‘cabane’ met de rust van de bergen
om me heen. Mijn naaste buren zijn daar een paar meutes wolven. Maar ook het mediterrane
leven is aantrekkelijk. Vannacht lag ik in mijn slaapzak, het was een koude,
heldere maan nacht, en hoorde hoe een eenzame wolf zijn leed uitschreeuwde
tegen de maan. En plotseling realiseerde ik me hoe eenzaam ik ook ben (in mijn boeken
moet dat misschien ook te lezen zijn) en besloot ik deze brief te schrijven. Ik
mis jullie, ik mis onze vroegere warmte en ik mis mijn kinderen. Ik weet dat mijn
zoon inmiddels een belangrijke hockeyer is geworden en dat mijn dochter poppenkastvoorstellingen
geeft. Ik heb besloten om de tweede helft van december naar Nederland te komen.
Ik zou je graag willen zien. Misschien gun je me in die weken een gesprek en is
het mogelijk dat ik mijn kinderen spreek. Ik weet dat ik veel vraag na zoveel
jaren, maar ik waag het er toch op. Antwoord je me in ieder geval? Ik zal je antwoord
in alle gevallen accepteren. Frank."
Later
die middag liep hij terug uit het dorp, waar hij zijn brieven gepost had. Op
een bepaald punt aangekomen, hield hij stil en leunde voorover op zijn skistokken.
Ver beneden zich zag hij de lichtjes van St. Martin La Vesubie. Toen, plotseling,
werd de stilte doorbroken en hoorde hij de klokken van de dorpskerk het angelus
luiden. ‘Het lied van de engel, de boodschap van de engel’, zei hij zacht voor zich
heen.
Het was de avond van eerste kerstdag. In de kamer was het behaaglijk
warm. Ze had voor hem gekookt, wild zwijn, koteletjes met rode bessen, zijn lievelingsgerecht.
En nu zaten ze voor de open haard en dronken van de wijn die hij had meegenomen
uit het zuiden. Een paar haardblokken lagen te gloeien en in een hoek van de kamer
stond de kerstboom. Met echte kaarsjes. ”Wil
jij de kaarsjes aansteken?” had ze hem gevraagd. Er viel een stilte. “Weet je”,
zei ze, “nu moet ik jóu iets bekennen”, haar stem haperde. “Ik heb je al die tien
jaar gemist.” Ze stond op en liep naar hem toe, ze aarzelde, toen sloeg ze haar
armen om hem heen en terwijl zijn gezicht nat werd van de tranen, fluisterde ze
aan zijn oor: “Zou je tien jaar kunnen vergeten?”
Einde
***************